Arnout begint in Brussel aan zijn 2325 km lange reis. Onderweg naar de Franse grens ontmoet hij wandelaar met kopzorgen en een tuinder op één been. Langs de Maas hebben een vader en zoon elkaar al vissend gevonden, en zoekt een man bezinning na een wel erg onbezonnen daad.
In de Champagnestreek vindt Arnout veel spijs en drank op zijn pad. Na een storm ontmoet hij een gemeentearbeider met een duister verleden. Een stakende postbode is in een filosofische bui, en achter de gevel van een rijhuis schuilt onverwerkt verdriet.
Najaarsregens bemoeilijken Arnouts tocht. In een circustent stoot hij op een amazone met een pelgrimsverleden. Een islamitische begrafenisondernemer predikt de oecumenische gedachte, en een weduwe verklaart haar bijzondere band met een blikken doos.
Onderweg naar Bourgondië wordt Arnout geplaagd door lichamelijke kwaaltjes. Aan het Lac du Der staat hij stil bij de trek van de kraanvogels. Een man op leeftijd herbeleeft zijn tamboersverleden en een jachtopziener onthult het litteken op zijn ziel.
De desolaatheid van de Morvan en het barre winterweer confronteren Arnout met zijn eenzaamheid. Een slachter toont de eelt op zijn geweten. Een vrijgevochten Amerikaanse vindt een nieuw leven in een verlaten abdij, en een artistieke West-Vlaming zoekt inspiratie in een vijandige omgeving.
In de aanloop naar de Pyreneeën schuift Arnout mee aan tafel op een zigeunerfeest. Een matroos op rust herbeleeft de oorlogswinter, en een onschuldig bord soep veroorzaakt ei zo na een drama.
In de Pyreneeën krijgt Arnout het gezelschap van tientallen medepelgrims. Onder hen een witte pater met een beatnikverleden en een berouwvolle drugsdealer. Een mysterieuze brief leidt tot een opmerkelijke ontmoeting.
Het einde van de camino is in zicht. Aan de Cruz de Ferro laat elke pelgrim een symbolische last achter. De laatste etappes naar Compostela legt Arnout af in het gezelschap van een Italiaan met liefdesverdriet, een Vlaming met gsm-perikelen, en een Spaanse prins.